Een beperkt aantal kloosterbegraafplaatsen zijn aangemerkt als rijksmonument of herbergen monumentale beelden of bomen. Daarvoor gelden specifieke regels.
Daarnaast is de vraag, of kloosterbegraafplaatsen een belangrijke maatschappelijke en/of cultuurhistorische waarde hebben voor de dorpen of wijken waarin zij gelegen zijn. En zo ja: wat hebben burgers en overheden er voor over om bij te dragen aan de instandhouding daarvan.
In een overleg met de Stichting Oude Groningse Kerken, die in de provincie Groningen 85 kerken en 55 kerkhoven in eigendom heeft en beheert, was deze vraag relevant. Voor de Groningse kerken en kerkhoven was die waarde duidelijk: in die kerken zijn generaties lang mensen uit het dorp of de wijk gedoopt, getrouwd en ten slotte op het kerkhof begraven. De kerken liggen veelal in het centrum van het dorp of de wijk en zijn dikwijls gezichtsbepalend. Als je dan een goed verhaal hebt en een goed plan, dan zijn er maatschappelijke krachten en financiën te organiseren tot behoud van kerken en begraafplaatsen.
Voor kloosterbegraafplaatsen is een en ander veel minder het geval. Er zijn alleen religieuzen begraven, die meestal in het dorp of de wijk geen naaste verwanten hebben. De begraafplaatsen liggen op eigen terrein en veelal beschut binnen kloostercomplexen.
De binding van veel religieuze instituten met dorpen of wijken ligt in de rol die zij, soms meer dan honderd jaar, vanuit hun religieuze overtuiging hebben vervuld in het onderwijs of de zieken- en ouderenzorg in dorp of wijk. Dat is lokaal maar ook landelijk van groot belang geweest.
Het Bestuur BBRI is van mening dat het belangrijk is om de herinnering aan wat religieuze instituten voor dorpen en wijken betekend hebben levend te houden. Als de religieuze instituten ophouden te bestaan blijven de kloosterbegraafplaatsen ten minste nog een tijd lang bestaan als herinnering aan het verleden. De begraafplaatsen maken daarmee onderdeel uit van het religieus erfgoed in Nederland en zijn daarom van maatschappelijke en/of culturele waarde. Een vraag is, of overheden bereid zijn om bij te dragen in het behoud van dit religieus erfgoed, en zo ja: hoe dan.
Tot nu toe lijkt de bereidheid van lokale overheden om zich in te zetten voor het behoud van kloosterbegraafplaatsen als religieus-cultureel erfgoed niet groot. Het initiatief zal moeten liggen bij de religieuze instituten zelf.
In Groningen is de ervaring dat kleine initiatieven moeilijk tot ontwikkeling komen. Er is volume en slagkracht nodig om te kunnen onderhandelen met overheden en bedrijven. Het is ook van belang om bij de overheden stevige, overkoepelende partners te zoeken, bijvoorbeeld provinciebesturen.
Het Bestuur BBRI wil aan het Bestuur KNR voorleggen in hoeverre dit Bestuur er aan hecht om kloosterbegraafplaatsen te behouden als onderdeel van het behoud van religieus-cultureel erfgoed in Nederland. En zo ja: hoe dat dan aan te pakken.
Uitgangspunt moet wel blijven de wens / het beleid van elk religieus instituut met betrekking tot zijn begraafplaats(en) als onderdeel van het beleid met betrekking tot de voltooiing van het religieus instituut.